Column Joris Smit: Odessa – Parel aan de Zwarte Zee
Vol opwinding en nieuwsgierigheid vertrek ik, twee weken voor dat de repetities van Het Duel beginnen, naar Odessa, parel aan de Zwarte Zee.
Net als Lajevski, het personage dat ik speel uit de novelle van Tsjechov, hoop ik in de lange treinrit die me door Roemeense en Moldavische nachten rijdt, dat daar aan de zwarte zee alles beter zal zijn.
Weg van huis! Weg van de banaliteit en de leegte van het leven in de drukke stad! Nieuwe zuurstof, nieuwe inzichten, nieuwe kansen!
In de avond,
De lichte dag verzinkt in ’t duister,
arriveer ik en zie een grauwe stad van vergane glorie, afgebladderde gevels die slechts een herinnering aan bloeiende tijden verraden.
Ik zie de haven, volgebouwd met kranen.
Het blauw der zee is in den avond schuil gegaan.
De volgende ochtend loop ik naar zee, trek mijn kleren uit en spring er in.
Mijn doel is bereikt, 2342 km van huis, lig ik in haar golven.
De natuur maakt me nederig en stil. Waar ben ik? Wat doe ik hier?
Wieg zachtjes, willig zeil, en fluister, fluister,
Het is begin november, de half ingestorte kleedhokjes zijn verlaten, de douches afgesloten, de mutsen zijn op, de lucht is grijs en badgasten zijn nergens meer te bekennen. Was het maar 1892. En warm.
Wat voor me ligt is leeg en ver en nog niet ingevuld. Ik dobber en ik tob.
Hoe zou het nu thuis zijn? Waarschijnlijk net zo koud.
Stuw onder mij je golven voort, jij som’bre oceaan!
“Hoe was de zwarte zee?” vraagt Jeroen mij op de tweede repetitiedag.
“Tja, ’t is maar gewoon zee. Als je voor je uitkijkt en diep inademt waan je je net zo goed in Scheveningen..”
Maar het achtergebleven Russische zand in de bilnaad schuurt toch anders dan thuis.